Onlangs heeft het Ministerie van Buitenlandse zaken de rapportage naar aanleiding van het door haar ingestelde onderzoek naar de omvang van vrijwilligersreizen vanuit Nederland naar residentiële zorginstellingen voor kinderen gepubliceerd. Ook de kabinetsreactie staat inmiddels online op de website van de Rijksoverheid.
Conclusies uit het onderzoek:
- Met vrijwilligerswerk naar weeshuizen (beter geformuleerd: residentiële instellingen voor kinderen) houdt je deze in stand, wat leiden kan tot meer aanwas van kinderen, die in veel gevallen ook niet eens wees (blijken te) zijn.
- Reisorganisaties staan vermoedelijk voor enige honderden vrijwilligers per jaar naar deze weeshuizen.
- Particuliere initiatieven sturen, volgens de onderzoekers achter dit rapport, tussen 1430 en 1730 vrijwilligers naar weeshuizen in landen in de derde wereld.
- Deze kinderen zijn zodoende een totaal verkeerde speelbal ten behoeve van een systeem, waarin partijen concreet ‘verdienen aan’ zorg voor kinderen.
- De weeshuizen worden zodoende in stand gehouden en een aanstroom van vrijwilligers wordt gecreëerd en gestimuleerd. Gevolgen: kinderhandel, hechtingsproblematiek, onprofessionele zorg, misbruik, etc. etc.
Het rapport concludeert dat de overheid in actie zou moeten komen, om deze situatie te bestrijden. De onderzoekers stellen hiertoe beleidsmaatregelen voor en adviseren dat de Rijksoverheid een specifiek ministerie benoemt, om hier handen en voeten aan te geven.
Een aantal mogelijke actiepunten (geformuleerd als het ‘handelingsperspectief’ voor de overheid) wordt door de onderzoekers benoemd. Zo is het mogelijk de ANBI-status aan striktere voorwaarden, aansluitend bij de genoemde conclusies, te verbinden. Achtergrond: de meeste particuliere initiatieven zullen zo’n ANBI-status hebben. Ook aan de inschrijving bij de Kamer van Koophandel kunnen voorwaarden worden opgehangen. Verder is het een optie om voor de vrijwilligers een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) verplicht te stellen.
De onderzoekers hebben goed notie genomen van de inzet van Vereniging Volunteer Correct en haar kwaliteitsrichtlijn voor verantwoord en duurzaam internationaal vrijwilligerswerk. In het rapport wordt dit product regelmatig aangehaald als referentie waar wordt geopperd om een (landelijk) keurmerk voor aanbieders van vrijwilligerswerk te realiseren. Helaas blijven de onderzoekers daar erg steken op geformuleerde mitsen en maren rondom het toewerken naar zo’n keurmerk en blijven ze ook voor wat betreft het aanwijzen van de (juiste) instanties om hier verder handen en voeten aan te geven het slachtoffer van twijfel en nuancezoekerij. Helaas wordt nergens VVC concreet ‘in de markt gezet’ als partij met wie je dit samen op kunt pakken, of bij welk (prachtig) initiatief de overheid aansluiting zou kunnen zoeken.
Het resultaat: een handelingsperspectief vol opties en goede bedoelingen, ideeën voor vervolgstappen, maar met een hoog gehalte van: ‘de markt (de sector) moet het zelf oplossen’.
Inmiddels heeft Minister Kaag een reactie op het rapport geformuleerd. Ook deze staat gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid. In haar brief sluit ze naadloos aan bij het aangereikte handelingsperspectief. Haar finale conclusie: “Het kabinet zet het beleid gericht op het ontmoedigen van kortdurend vrijwilligerswerk in (semi-)residentiële zorginstellingen voor kinderen door niet-gekwalificeerde vrijwilligers onverminderd voort (…). Nederland zal via politieke en diplomatieke kanalen het belang van naleving van mensen- en kinderrechten
blijven uitdragen. Regulering en voorlichting worden onverminderd voortgezet, waarbij verdergaande mogelijkheden nader zullen worden onderzocht. Het kabinet moedigt de sector aan tot zelfregulering, om dit zowel nationaal als internationaal verder vorm te geven.”
Ergo: wellicht zinvolle inzet op het voorlichtingsterrein, maar zonder verder meer concretisering. Welke ‘regulering wordt voortgezet’ is onduidelijk, en deze opmerking wordt direct ontkracht door het wijzen naar de sector om de zelfregulering verder aan te pakken. We krijgen als VVC een compliment voor onze kwaliteitsrichtlijn.
Het was echter juist onze inzet, onze wens, dat de overheid ons verder zou ondersteunen of in overleg zou willen gaan met ons over de status van de kwaliteitsrichtlijn, eventueel als opzet richting een nationaal keurmerk.
Het lijkt er nu niet op, dat dit realistisch perspectief is.
Een bizarre toegift in de conclusies is nog deze: de Minister wijst vooral naar de brancheorganisatie voor particuliere initiatieven, Partin, voor het gevolg geven aan het handelingsperspectief. Dit natuurlijk omdat men dáár, bij de particuliere initiatieven, de grote bulk van weeshuisvrijwilligers denkt aan te treffen. Waar heen dit wijst, is erg ongewis. Het gaat immers bij het aanwijzen van deze initiatieven minder om het ‘gebruiken van vrijwilligers’, dan om het primaire doel van de initiatieven zelf: het opzetten en beheren van een (semi)residentiële instelling (i.c. een weeshuis).
Het komt mij dan ook voor, dat VVC – en ook iedereen die het verantwoord en duurzaam internationaal vrijwilligerswerk een warm hart toedraagt – teleurgesteld kan en mag zijn over het onderzoeksresultaat en het gebrek aan concreet te verwachten actie van de kant van de Rijksoverheid.
Vereniging Volunteer Correct gaat, met of zonder hulp of ondersteuning, verder met het verdiepen en verbreden van haar inzet op verantwoord en duurzaam internationaal vrijwilligerswerk. Sowieso passen weeshuizen niet binnen onze kwaliteitsrichtlijn.
(NW, 3 februar 2021)